Een belangrijke sleutel voor het doorbreken van je alleen voelen
Het is vrijdagavond, kwart voor zeven. Begin van het weekend en van een zwoele, windstille zomeravond. Ik zit alleen thuis. Met tegenzin. Want ik heb behoefte aan gezelschap maar er is niemand. Nou ja, behalve ikzelf dan. Maar ik ben er altijd. En vanavond heb ik geen zin in alleen. Vanavond heb ik behoefte om samen met iemand te filosoferen, knuffelen of desnoods gewoon zitten. Mijn ruime en sfeervol verlichte terras is daarvoor de perfecte plek. Maar nu staar ik in m’n eentje naar dat mooie plaatje. Niet voor de eerste keer.
Als alleenstaande 50+ vrouw is het soms best een uitdaging om verbinding te creëren. Want de wereld draait door en vooral je leeftijdgenoten lijken in piekdrukte te zitten met opgroeiende (klein-)kinderen, ouders die mantelzorg nodig hebben en veeleisende banen met bijbehorende targets. Of de combinatie van alle drie. Die personen verzuchten regelmatig tegen jou: ‘oh wat heerlijk, jij hoeft met niemand rekening te houden en kunt alles doen en laten wat je wilt’. Ja dat klopt. Als je ouders zijn overleden, je geen kinderen hebt en vriendinnen om je heen een relatie hebben, heb je bijna maximale vrijheid. Maar juist daardoor kun je je in deze levensfase regelmatig eenzaam of betekenisloos voelen. Natuurlijk, je kunt alleen op pad, en kunt je goed vermaken. Maar teveel vrijheid is een gevangenis.
‘Maar juist daardoor kun je je in deze levensfase regelmatig verweesd, ontheemd, eenzaam of betekenisloos voelen’
Samen zijn is soms best ingewikkeld maar altijd rijker dan alleen. In boeken en artikelen over de zin van het bestaan en de mens in het bijzonder lijkt tenminste één gemeenschappelijke deler terug te komen. We zijn meer dan ons egocentrische instinct en onze overlevingsdrang. We zijn sociale wezens. We hebben elkaar nodig. Samen delen is misschien wel de oudste en meest essentiële behoefte die we hebben als mens. Want als je deelt, word je gezien, word je gekend. De Vlaamse psychiater Dirk de Wachter omschrijft het als volgt: ‘Eenzaamheid is het onvermijdelijke lot dat elk mens treft. Bij de geboorte worden we uit de moederschoot geworpen en wat volgt is het verlangen, de heimwee naar die paradijselijke staat. Het is de motor in onze zoektocht naar liefde. Om het leven leefbaar te maken is het noodzakelijk ons te verbinden met anderen’.
Prachtig verwoord maar hoe dan als er even niemand beschikbaar is voor je? Hoe ondernemend, onderhoudend en leuk gezelschap je natuurlijk ook bent, je kunt anderen niet zomaar uit een vaatje tappen. Omgekeerd kun je zelf ook niet altijd even goed uitreiken naar een ander. Vanuit kwetsbaarheid of schaamte. Over het alleen zijn. Over het niet bij iemand horen. Het niet gevonden zijn. Het niet gekozen zijn.
Dan kom je soms terecht in een emotionele wirwar van zielig, schaamte, ongemak en boosheid en voor je het weet, lever je een heel gevecht. In je eentje. Tegen het grote onrecht van alleen zijn.
Gelukkig is er een ‘anti-alleen’ middel en dat ligt paradoxaal genoeg in het alleen zijn. De sleutel ligt in bewust voelen. Om je bewust te zijn en liefdevol te voelen waar je bent. Om het slot van je hart te halen, de verbinding tussen je hart en buik te herstellen. Weer adem te halen. En te voelen en jezelf te mogen en durven toe staan wat je op dat moment het meeste nodig heb. Vaak is dat ‘véééél lief’ in allerlei vormen.
Deze avond koos ik ervoor om ex F. te bellen. Juist als ik me verdrietig voel, verwelkomt hij me liefdevol. Na een warme welkomstknuffel installeert hij me voor de open haard op een dik vloerkleed met veel kussens die hij van te voren met zorg heeft gedrapeerd. Vervolgens kookt hij een heerlijke maaltijd voor me. Tegen die tijd ben ik al behoorlijk opgeknapt. Gezellig samen keuvelend en muziek luisterend brengen we de avond door. Het verdriet dat met het alleen zijn te maken heeft, is achter de horizon verdwenen. We delen. We leven. Ik leef. Ik voel me verbonden met mezelf, met hem en daarmee met de wereld. Als ik later op de avond naar huis rijd, realiseer ik me opnieuw dat ik altijd iets kan doen, iets kan ondernemen als ik me alleen voel. Maar ik realiseer me vooral opnieuw dat het verschil tussen me alleen of verbonden voelen in mezelf zit. Ook, juist als ik alleen ben.